Duitse werkwoorden worden niet altijd in dezelfde vorm gebruikt. De vorm hangt namelijk af van de zin waarin het werkwoord staat. Daarom is het belangrijk dat je weet hoe je om moet gaan met Duitse werkwoorden. Wij helpen je hier graag een handje bij. Op deze pagina besteden we onder meer aandacht aan het vervoegen van sterke, zwakke en onregelmatige Duitse werkwoorden. Daarnaast vind je een top 25 van vervoegingen van de meestgebruikte werkwoorden in het Duits en gaan we in op modale werkwoorden
Duitse werkwoorden vervoegen
Wie denkt dat alle Duitse werkwoorden hetzelfde zijn, heeft het mis. Net als in het Nederlands wordt er in het Duits namelijk ook onderscheid gemaakt tussen sterke, zwakke en onregelmatige werkwoorden. Hieronder lees je wat de verschillen tussen deze werkwoorden zijn en vind je handige schema’s bij iedere werkwoordsoort.
Sterke werkwoorden
Net als de Nederlandse taal kent ook de Duitse taal een groot aantal sterke werkwoorden. Dit zijn werkwoorden die van klank veranderen als je ze in een andere tijd zet. Twijfel je of een Duits werkwoord sterk is? Kijk dan of het Nederlandse werkwoord sterk is. Veel Duitse sterke werkwoorden zijn in het Nederlands namelijk ook sterk. Om te laten zien hoe sterke werkwoorden in het Duits vergoed worden, geven we hier tekst en uitleg over tegenwoordige tijd, verleden tijd en het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden in het Duits.
Tegenwoordige tijd
Bevat de stam van een sterk werkwoord in het Duits een ‘a’ Dan verandert deze in de tegenwoordige tijd in ‘ä’. Als de stam een ‘e’ bevat, verandert deze in ‘i’ of ‘ie’. Dit gebeurt alleen bij de vormen ‘du’, ‘er’, ‘sie’ en ‘es’.
tragen | geben | sehen | |
---|---|---|---|
ich | trage | gebe | sehe |
du/Du | trägst | gibst | siehst |
er, sie, es | trägt | gibt | sieht |
wir | tragen | geben | sehen |
ihr | tragt | gebt | seht |
sie/Sie | tragen | geben | sehen |
Verleden tijd
De verleden tijd van sterke werkwoorden is onregelmatig. Wil je voorkomen dat je hiermee de fout ingaat? Dan zit er niets anders op dan het uit je hoofd leren van de verschillende vormen van de verleden tijd van sterke werkwoorden. Om jou een handje te helpen, zetten we hieronder een drietal voorbeelden op een rijtje.
tragen | geben | sehen | |
---|---|---|---|
ich | trug | gab | sah |
du/Du | trugst | gabst | sahst |
er, sie, es | trug | gab | sah |
wir | trugen | gaben | sahen |
ihr | trugt | gabt | saht |
sie/Sie | trugen | gaben | sahen |
Voltooid deelwoord
Als een werkwoord in het Duits sterk is, eindigt het voltooid deelwoord altijd op ‘-en’. Kijk maar eens naar de voorbeelden in de onderstaande tabel.
werkwoord | voltooid deelwoord |
---|---|
tragen | getragen |
geben | gegeben |
sehen | gesehen |
Zwakke werkwoorden
Een zwak werkwoord is een werkwoord dat in de tegenwoordige tijd en verleden tijd een vaste uitgang achter de stam krijgt. De stam van een Duits werkwoord verkrijg je - net als in het Nederlands - door ‘-en’ van het werkwoord af te halen. Omdat er regelmaat zit in het vervoegen van zwakke werkwoorden, worden ze ook wel regelmatige werkwoorden genoemd. Benieuwd hoe de tegenwoordige tijd, de verleden tijd en het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden gevormd wordt? Hieronder laten wij je zien hoe de vork in de steel zit.
Tegenwoordige tijd
De tegenwoordige tijd van zwakke werkwoorden heeft regelmatige uitgangen. Deze komen altijd achter de stam van het werkwoord. Soms komt er alleen een ‘t’ achter de stam, maar er kan ook ‘st’ achter komen te staan. In de onderstaande tabel het vervoegen van Duitse zwakke werkwoorden in de tegenwoordige tijd in zijn werk gaat.
reisen | lieben | wohnen | |
---|---|---|---|
ich | reise | liebe | wohne |
du/Du | reist | liebst | wohnst |
er, sie, es | reist | liebt | wohnt |
wir | reisen | lieben | wohnen |
ihr | reist | liebt | wohnt |
sie/Sie | reisen | lieben | wohnen |
Verleden tijd
Net als voor de tegenwoordige tijd geldt ook voor de verleden tijd van zwakke werkwoorden in het Duits dat ze meestal regelmatige uitgangen hebben. Eindigt de stam van een zwak werkwoord op een ‘t’ of ‘d’? Dan wordt er soms een ‘e’ toegevoegd voor de uitgang. In de volgende tabel zie je hoe het vervoegen van Duitse zwakke werkwoorden in de verleden tijd werkt.
reisen | lieben | wohnen | |
---|---|---|---|
ich | reiste | liebte | wohnte |
du/Du | reistest | liebtest | wohntest |
er, sie, es | reiste | liebte | wohnte |
wir | reisten | liebten | wohnten |
ihr | reistet | liebtet | wohntet |
sie/Sie | reisten | liebten | wohnten |
Voltooid deelwoord
Om te bepalen wat het voltooid deelwoord van een Duits zwak werkwoord is, kun je de formule ‘ge + stam + t’ gebruiken. Wanneer de stam op een ‘t’ of ‘d’ eindigt, wordt er soms eerst een ‘e’ toegevoegd en volgt dan pas de uitgang.
werkwoord | voltooid deelwoord |
---|---|
reisen | gereist |
lieben | geliebt |
wohnen | gewohnt |
Onregelmatige werkwoorden
Naast zwakke en sterke werkwoorden kent de Duitse taal ook nog een aantal onregelmatige werkwoorden. In tegenstelling tot de zwakke en sterke werkwoorden worden onregelmatige werkwoorden niet volgens standaard regels vervoegd. In tegenstelling tot de medewerkers van een vertaalbureau weet je misschien niet precies welke werkwoorden onregelmatig zijn. Dit kan voor problemen zorgen bij de vertaling. Ga je zelf vertalen? Zorg er dan voor dat je weet welke Duitse werkwoorden onregelmatig zijn.
Wil je weten hoe je onregelmatige werkwoorden vervoegt? Dan moet je ze uit je hoofd leren. Hieronder volgt een schema voor de tegenwoordige tijd, verleden tijd en het voltooid deelwoord van onregelmatige werkwoorden. Zodoende krijg je een goed beeld van de manier waarop dit soort Duitse werkwoorden vervoegd worden.
Tegenwoordige tijd
sein | haben | dürfen | |
---|---|---|---|
ich | bin | habe | darf |
du/Du | bist | hast | darfst |
er, sie, es | ist | hat | darf |
wir | sind | haben | dürfen |
ihr | seid | habt | dürft |
sie/Sie | sind | haben | dürfen |
Verleden tijd
sein | haben | dürfen | |
---|---|---|---|
ich | war | hatte | durfte |
du/Du | warst | hasttest | durftest |
er, sie, es | war | hatte | durfte |
wir | waren | hatten | durften |
ihr | wart | hattet | durftet |
sie/Sie | waren | hatten | durften |
Voltooid deelwoord
werkwoord | voltooid deelwoord |
---|---|
sein | gewesen |
haben | gehabt |
dürfen | gedurft |
Vervoegingen van meestgebruikte Duitse werkwoorden
Ga je een webshop vertalen naar het Duits? Dan is het je vast al opgevallen dat je het ene werkwoord vaker gebruikt dan het andere. Om je een beeld te geven van werkwoorden die veel gebruikt worden, hebben we hier de 25 meestgebruikte werkwoorden onder elkaar gezet inclusief de Nederlandse betekenis.
Duits werkwoord | Nederlandse betekenis |
---|---|
sein | zijn |
haben | hebben |
werden | zullen |
kommen | komen |
laufen | lopen |
leben | leven |
fahren | rijden |
machen | maken |
schlafen | slapen |
mögen | leuk vinden |
gehen | gaan |
müssen | moeten |
fallen | vallen |
vergessen | vergeten |
essen | eten |
finden | vinden |
nehmen | nemen |
schwimmen | zwemmen |
sitzen | zitten |
lesen | lezen |
sprechen | spreken |
geben | geven |
stehen | staan |
werden | worden |
wohnen | wonen |
Modale werkwoorden
Naast zwakke, sterke en onregelmatige werkwoorden kun je bij een vertaling naar het Duits ook te maken krijgen met modale werkwoorden. Deze werkwoorden worden gebruikt om aan te geven met welk gevoel iets gebeurt. In de Duitse taal komen zeven modale werkwoorden voor. In de onderstaande tabel hebben wij ze - inclusief vervoegingen - voor je uitgewerkt.
dürfen | können | mögen | müssen | sollen | wollen | wissen | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
ich | darf | kann | mag | muss | soll | will | weiß |
du/Du | darfst | kannst | magst | musst | sollst | willst | weißt |
er/sie/es | darf | kann | mag | muss | soll | will | weiß |
wir | dürfen | können | mögen | müssen | sollen | wollen | wissen |
ihr | dürft | könnt | mögt | müsst | sollt | wollt | wisst |
Sie/sie | dürfen | können | mögen | müssen | sollen | wollen | wissen |